In zijn boek ”’De zwarte met het witte hart” beschrijft Arthur Japin hoe twee zwarte jongens, die afwijken van de witte massa, manieren vinden om te overleven.  De een profileert zich,  ofwel  is voortdurend bezig om een plek te bevechten en zich te bewijzen in zijn omgeving, en de ander egaliseert, moffelt de verschillen zo veel mogelijk weg en houdt daarmee een deel van zichzelf verborgen.  Beide manieren leiden in dit verhaal op hun eigen manier tot eenzaamheid.  En hij voegt daar iets aan toe: ”het een lijkt moedig, het ander laf. (…) Vechten tegen jezelf is bepaald niet makkelijker dan vechten tegen de rest. Alleen minder opvallend.